ACHTERGROND

Wat is pijn?

De definitie van pijn

De International Association for the Study of Pain (IASP) heeft in 1979 pijn als volgt gedefinieerd: ‘een onplezierige sensorische en emotionele ervaring, geassocieerd met actuele of potentiële weefselschade, of beschreven in termen van dergelijke schade’ (Merksey 1979). Uit deze definitie komt naar voren dat pijn een subjectief ervaren klacht is, waarbij het dus door iedere persoon anders wordt ervaren. Aanvullend hierop heeft McCaffery in 1979 de definitie: ‘pijn is wat degene die pijn heeft, zegt dat het is, en het bestaat telkens als hij zegt dat het bestaat’ beschreven. In 2020 heeft het IASP de vernieuwde definitie van pijn gepubliceerd. De nieuwe definitie luidt:


'Een onaangename sensorische en emotionele ervaring die verband houdt met, of lijkt op, feitelijke of potentiële weefselschade'

Verschillende soorten pijn

We onderscheiden verschillende soorten pijn, waarbij er aan de hand van classificering een indeling kan worden gemaakt in verschillende categorieën van pijn. Voor meer informatie zie: soorten pijn. In deze uitleg hanteren we de begrippen ‘acute pijn’ en ‘chronische pijn’, waarbij we ervan uit gaan dat chronische pijn langer dan drie maanden aanwezig is, intermitterend of continu, en waarbij de duur van de klachten langer duurt dan vooraf te verwachten valt. Bij chronische pijn ontbreekt een duidelijk somatische oorzaak.

Maar hoe werkt pijn nou precies?

Uit de definitie van pijn, die is opgesteld door het IASP, blijkt dat pijn een ervaring is, waarbij sprake is van daadwerkelijke of potentiële weefselschade. Het hoeft dus niet zo te zijn dat er al daadwerkelijk weefselschade optreedt. Het kan ook zijn dat er geen directe link meer is tussen de weefselschade en de ervaren pijn, waarbij men vaak spreekt over ‘chronische pijn’. Om pijn beter te begrijpen, is het belangrijk dat je snapt hoe pijn ontstaat. Aan de hand van de anatomie, fysiologie en pathologie nemen we je mee in de wereld van pijn.

De weg van de pijn door het lichaam

A-delta-vezels en C-vezels

In vrijwel ieder deel van ons lichaam zitten sensorische axonen (of: nociceptieve afferente neuronen). Dit zijn axonen die gevaar in de vorm van pijn kunnen signaleren. Deze axonen zenden vervolgens een signaal (een actiepotentiaal) naar de dorsale hoorn in het ruggenmerg. Dit gaat via twee soorten zenuwbanen (vezels), namelijk de A-delta-vezels en de C-vezels. Het is goed om het verschil hiertussen te snappen, omdat de pijngewaarwording en -beleving afhankelijk is van deze twee vezels. De A-delta-vezels worden gezien als snelle vezels, waardoor de pijnprikkel ontzettend snel via de dorsale hoorn in het ruggenmerg naar de hersenen wordt doorgegeven. Dit komt omdat de A-delta-vezels gemyeliniseerd zijn, wat feitelijk gezien een soort isolatielaag is om de vezels heen. Hierdoor verloopt de overdracht van actiepotentialen sneller. Het nadeel van deze snelheid is dat er enkel een grof signaal wordt doorgegeven, waardoor voor de hersenen niet precies duidelijk is waar de pijn precies vandaan komt en de intensiteit van de ervaren pijn nog niet geheel duidelijk is in de hersenen. De C-vezels zijn daarentegen specifieker, maar minder snel. Deze vezels zijn dan ook niet gemyeliniseerd. Hierdoor verloopt de prikkeloverdracht trager, maar kunnen de hersenen wel een duidelijker beeld vormen van waar de pijn precies zit en wat de intensiteit van de ervaren pijn is. De combinatie van deze twee vezels, zorgt ervoor dat de hersenen een duidelijk beeld kunnen vormen van de pijn, waardoor pijngewaarwording ontstaat.

De dorsale hoorn in het ruggenmerg

In de dorsale hoorn van het ruggenmerg verloopt de overdracht van de actiepotentiaal vanuit de perifere zenuwen richting de hersenen. Door allerlei vertakkingen van zenuwbanen in de grijze stof in het ruggenmerg, wordt de actiepotentiaal overgedragen. De dorsale hoorn is daarmee een soort doorgeefluik van de pijnprikkels. Echter heeft de dorsale hoorn een grotere functie in het geheel dan enkel het doorgeven van prikkels: de dorsale hoorn kan de prikkels ook gedeeltelijk interpreteren en de pijnprikkel dempen of juist versterken. Wanneer de neuronen in de dorsale hoorn overgevoelig zijn, kan een niet pijnlijk prikkel als pijnlijk worden ervaren. Dit is een voorbeeld van neuropathische pijn.

De hersenen

Nadat de actiepotentiaal via de dorsale hoorn en de neuronen naar de hersenen is verplaatst, komt deze aan in de hersenen. Hierbij is het van belang om drie onderdelen van de hersenen uit te lichten, die verbonden zijn aan de perceptie van pijn:


De cortex

Verschillende gebieden in de cortex dragen bij aan de interpretatie en beleving van de pijn. Vooral bij chronische pijn speelt de cortex (specifieker de prefrontale-, motorische- en de pariëtale cortex) een belangrijke rol. Uit hersenonderzoeken blijkt ook dat het limbisch systeem in de cortex een rol heeft in de pijnbeleving en dat deze gebieden in de hersenen actief worden als een pijnprikkel wordt toegediend.


De thalamus

De thalamus geeft als het ware alle informatie die binnenkomt in de hersenen door aan de cortex, en is daarmee een belangrijk onderdeel van de hersenen.


De hersenstam

Uit verschillende onderzoeken naar de hersenen is gebleken dat de hersenstam een dempend effect kan hebben op de pijn. Ook kan vanuit de hersenstam anticipatie optreden als een pijnprikkel wordt verwacht, wat zowel een positief als negatief effect kan hebben op de pijnbeleving.


In de afbeelding hier links is het verloop van de pijnprikkels vanuit de nociceptieve afferente neuronen tot aan de hersenen duidelijk weergegeven.

De poorttheorie van Melzack en Wall

Nadat in de wetenschap lang onduidelijk bleef hoe pijn precies in het lichaam ontstond en werd ervaren, en er een groot aantal verschillende theorieën waren opgesteld, publiceerden Ronald Melzack (psycholoog) en Patrick Wall (anatoom) in 1965 de gate control theory: de poorttheorie. Deze baanbrekende theorie is tot op heden de heersende theorie over pijngeleiding en -beleving. Ook is de poorttheorie de basis geweest voor interventies zoals ruggenmergstimulatie.

De poorttheorie gaat ervan uit dat zowel in het ruggenmerg als in de hersenen filtratie, selectie en modulatie van informatie plaatsvindt. Andere stimuli kunnen de pijnprikkel beïnvloeden, zoals een poortwachter die een poort opent of sluit om iets door te laten. Een concreet voorbeeld in het kader van pijn is bijvoorbeeld het stoten van je arm. Als je je arm stoot, wordt de pijnprikkel doorgegeven naar de dorsale hoorn en daarna naar de hersenen. Zowel in de dorsale hoorn als de hersenen zitten poorten die open en dicht kunnen om de pijn door te laten. Als je over de pijnlijke plek wrijft, zal je merken dat de pijn minder wordt. Het wrijven is als het ware de poortwachter die de poort voor de pijn sluit. De pijnprikkel komt dan niet meer in de hersenen binnen en de pijn verminderd.

Het model van loeser

David Loeser is een Amerikaans neurochirurg die in 1980 een model ontwikkeld heeft dat gericht is op de beschrijving van pijn. Dat model bestaat uit vier elkaar omvattende cirkels, waarin steeds meer aspecten van pijn aan de orde komen. De binnenste cirkel staat voor nociceptie: de reactie van de zintuigcellen op een pijnprikkel. Als de pijnprikkel een bepaalde drempel overschrijdt wordt de pijn geregistreerd: de tweede cirkel. In de derde cirkel wordt de registratie van pijn gevolgd door de beleving ervan. De vierde cirkel omvat het pijngedrag: de wisselwerking tussen de pijnlijder en zijn of haar omgeving.

Het model kan worden gebruikt om het pijnprobleem meer inzichtelijk te maken en uit te leggen aan zorgvragers en naasten.


Prevalentie van pijn

Chronische pijn

In Nederland hebben meer dan 2 miljoen volwassenen dagelijks pijn. In vergelijking met andere chronische aandoeningen komt chronische pijn heel vaak voor. Veel vaker dan diabetes (± 600.000), hartziekten (± 300.000 vrouwen en ± 1.000.000 mannen) en kanker (± 400.000). Chronische pijn vormt dus een groot probleem, dat niet altijd goed wordt behandeld. Vaak wordt chronische pijn gezien als een gevolg van een andere aandoening. De pijn krijgt hierdoor te weinig aandacht. Chronische pijn moet dan ook als ziekte op zich worden gezien.


Neuropathische pijn

Deze vorm van pijn komt bij 2-3% tot 8% van de Nederlandse bevolking voor.


Pijn bij kanker

Kankerpatiënten hebben vaak pijn. Bij hen komt het voor in de fase dat ze nog behandeld worden maar ook in de palliatieve en terminale fase.


Prevalentie van pijn bij kanker per stadium:

  • Curatief oncologisch traject: 39%

  • Tijdens anti-tumor therapie: 55%

  • Gemetastaseerde ziekte/ (ver)gevorderd stadium: 66%

  • Pijnscore van 5 of hoger: 38%


Daarnaast is er ook verschil per kankersoort en pijn.

  • Alvleesklier of slokdarmkanker: > 80%

  • Long-, maag-, prostaat-, borst-, of gynaecologische tumoren: 70 tot 80%

  • Keel-, dikke darm-, hersenen, nier- en blaaskanker: 60 tot 70%

  • Hematologische vormen van kanker: 50 tot 60%


Veel kankerpatiënten hebben pijn in de palliatieve en terminale fase.

  • palliatieve fase: 71%

  • in de laatste 1-2 weken van iemands leven(terminale fase): 45%


Pijn bij hartfalen, COPD en nierfalen

Mensen die lijden aan een chronische aandoening zoals hartfalen, COPD of nierfalen hebben ervaren ook veel pijn. Vooral in de palliatieve en terminale fase:

  • Hartfalen in de palliatieve fase: 41%

  • Hartfalen in de terminale fase, laatste 1-2 weken: 42%

  • COPD in de palliatieve fase: 68%

  • COPD in de terminale fase, laatste 1-2 weken: 49%

  • Nierfalen in de palliatieve fase: 52%

  • Nierfalen in de terminale fase, laatste 1-2 weken: 49%

Wetenschappelijk onderzoek naar prevalentie (hoe vaak komt het voor)

In een systematisch literatuuroverzicht (119 Nederlandse onderzoeken) naar de epidemiologie van chronische pijn in Nederland werd een prevalentie van matig tot ernstige pijn onder Nederlandse volwassenen gevonden van 18%. De prevalentie voor matig-ernstige tot ernstige pijn bij kanker varieerde van 27% tot 55%. Van de patiënten met gegeneraliseerde pijn of niet-kankerpijn wordt 74% behandeld; dit percentage ligt iets hoger voor kankerpatiënten. Tot 79% van de patiënten was van mening dat hun pijn inadequaat werd behandeld.

In alle onderzoeken werden nadelige effecten van chronische pijn op kwaliteit van leven, dagelijkse activiteiten en psychische gezondheid gerapporteerd.

In vergelijking met andere chronische aandoeningen komt chronische pijn heel vaak voor. Tweederde van de patiënten in ziekenhuizen ervaart pijn, en 40 tot 75% van de patiënten heeft matige tot ernstige pijn in de postoperatieve fase.

Niet goed behandelde acute pijn is een risicofactor voor chronische pijn. Ook mensen die adequaat worden behandeld kunnen desondanks een chronisch pijnprobleem ontwikkelen. Pijn is een van de meest voorkomende redenen voor een bezoek aan de Spoedeisende Hulp. Ook de prevalentie van pijn bij patiënten met kanker is hoog.

De behandeling van pijn bij kanker is bijna in de helft van de gevallen inadequaat. Uit meerdere onderzoeken is gebleken dat een aanzienlijk deel van de bevolking lijdt onder chronische pijn met een grote variëteit in etiologie. Onbehandelde chronische pijn vormt een belangrijk probleem voor het individu, maar heeft ook sterke sociaaleconomische consequenties voor het gezondheidszorgsysteem en de gemeenschap in het algemeen. Omdat chronische pijn duidelijk samenhangt met ouderdomsaandoeningen zal de vergrijzing het probleem in de nabije toekomst groter maken.

Matige tot ernstige pijn komt voor bij 64% van de patiënten met vergevorderde stadia van kanker. Schattingen van de prevalentie van neuropathische pijn in de algemene bevolking variëren van 2 à 3% tot 8%.

Meer informatie

Van Wilgen, P. & Nijs, J. (2018). Pijneducatie, een praktische handleiding voor (para)medici. (2e ed.). Houten, Nederland: Bohn Stafleu van Loghum.


Van Cranenburgh, B. (2009). Pijn, vanuit een neurowetenschappelijk perspectief. (7e ed.). Amsterdam, Nederland: Reed Business Education.


Huygen, F., van Kleef, M., Vissers, K. & Zuurmond, W. (2014). Handboek pijngeneeskunde. (1ste ed.). Utrecht, Nederland: De Tijdstroom uitgeverij B.V.


NVVA (z.j.). Chronische pijn. Geraadpleegd: https://www.anesthesiologie.nl/patient-publiek/chronische-pijn.


Takeda Pharmaceutical Company (z.j.). Pijn bij kanker. Geraadpleegd: https://www.pijnenkanker.nl/medisch-professionals/artikelen/pijn-bij-kanker/.


IKNL (2017). Algemene principes van palliatieve zorg. Geraadpleegd: https://www.pallialine.nl/index.php?pagina=/richtlijn/item/pagina.php&id=40268&richtlijn_id=1018.



NHG (2018). NHG-standaard Pijn. Geraadpleegd: https://richtlijnen.nhg.org/standaarden/pijn#volledige-tekst-inleiding-.


Medisch Contact (2003). Cultuur en pijn. Geraadpleegd: https://www.medischcontact.nl/nieuws/laatste-nieuws/artikel/cultuur-en-pijn.htm.


Bleijenberg, N. (2016). Pijn. In: Klinisch redeneren bij ouderen. (1ste ed.). Houten, Nederland: Bohn Stafleu van Loghum.